Zoeken
Op trefwoord

Op alfabet

A B C D E F G H I
J K L M N O P Q R
S T U V W X Y Z
Baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom)
Dit zoekresultaat behoort tot de meest voorkomende klachten bij de huisarts. Er zijn nog andere mogelijkheden. Neem bij twijfel contact op met uw huisarts.
  Wat is het/wat houdt het in?
  Hoe kom je er aan?
  Wat u zelf kunt doen
  Behandeling

Symptomen
  • Bloedverlies na het vrijen.
  • Tussentijds bloedverlies
  • Abnormale afscheiding
Wat is het/wat houdt het in?
Baarmoederhalskanker is een kanker van de bedekkende cellaag van de baarmoedermond. Hoewel het wereldwijd de meest voorkomende gynaecologische kanker is, zien we het in Nederland steeds minder. Dat komt mede door het bevolkingsonderzoek naar deze aandoening.
Baarmoederhalskanker begint niet van de ene dag op de andere. Er gaat een stadium aan vooraf waarbij er "onrustige cellen" aanwezig zijn in de bekleding van de baarmoedermond. Artsen noemen dat dysplasie. Dit stadium kan jaren duren. De dysplastische cellen kunnen zich twee kanten op ontwikkelen: of ze worden weer normaal, of ze worden steeds onrustiger en gaan uiteindelijk over in kankercellen. Als er kanker ontstaat, blijft dat in het begin vaak zeer gelocaliseerd. Het breidt zich nog niet uit, groeit niet door in de weefsels en zaait nog niet uit. Dit noemen we een "carcinoma in situ" (een plaatselijke kanker). In het volgende stadium vindt wel doorgroei en uitzaaiing plaats, en dan is er sprake van een echte kanker. De tumor kan dan uitgroeien richting baarmoeder, vagina, de blaas of de endeldarm. Uitzaaiing vindt plaats met de lymfe naar lymfeklieren, met het bloed naar skelet, de longen en de lever.
De klachten die cervixcarcinoom, en ook de voorstadia veroorzaken zijn goed verklaarbaar: de geirriteerde baarmoedermond bloedt makkelijk, wat leidt tot bloedverlies na het vrijen en tussentijds bloedverlies. Gelukkig worden deze klachten in de meeste gevallen veroorzaakt door veel onschuldiger oorzaken. Als de kanker verder doorgroeit ontstaan andere klachten als pijn, problemen met plassen en de ontlasting.
terug naar boven

Hoe kom je er aan?
Het staat vast dat bepaalde typen virus (humaan papilloma virus) een rol spelen bij het ontstaan van deze vorm van kanker.
Het (gehad) hebben van veel verschillende sexuele partners verhoogt de kans op het krijgen van de ziekte. Als de partner in het verleden veel wisselende sexuele contacten heeft gehad is de kans ook verhoogd. Ook roken speelt een rol.
terug naar boven

Wat u zelf kunt doen
Wat u zelf kunt doen is proberen de ziekte te voorkomen. Vrij daarom veilig.
Geef gehoor aan de oproep voor het laten maken van een uitstrijkje (bevolkingsonderzoek). Baarmoederhalskanker is daarmee met een redelijke betrouwbaarheid op te sporen. Echter, ook de voorstadia van de kwaal kunnen ermee aangetoond worden. Zo kan vroegtijdig met de behandeling gestart kan worden, al voordat sprake is van kanker. Tussen uw dertigste en zestigste levensjaar krijgt u om de vijf jaar een oproep voor het uitstrijkje. De uitslag van het uitstrijkje wordt weergegeven met behulp van de "PAP-score". PAP komt van Papanicolau, de meneer die deze methode heeft ontdekt. Men onderscheidt PAP 1 tot en met PAP 5, waarbij PAP 1 normaal is, en PAP 5 carcinoma in situ of kanker aangeeft. Tussenliggende scores geven aan dat het uitstrijkje niet goed beoordeelbaar is, of dat er sprake is van onrustige cellen (dysplasie, zie boven). Afhankelijk van de uitslag wordt geadviseerd het strijkje te herhalen met de volgende oproep over 5 jaar (PAP 1), de gynaecoloog te raadplegen (PAP 4 en 5), of het strijkje op kortere termijn nog eens te laten herhalen (tussenliggende uitslagen).
terug naar boven

Behandeling
Als u met klachten bij de huisarts komt zal deze met behulp van het eendebekspeculum de baarmoedermond beoordelen en een uitstrijkje afnemen. Bij een afwijkende uitslag verwijst hij u door naar de gynaecoloog. Met speciale vergrotingsapparatuur bekijkt deze de baarmoedermond (colposcopie). Van verdachte gebiedjes neemt hij met een haptangetje stukjes weg voor microscopisch onderzoek.
Worden daarbij afwijkingen gezien (ernstige dysolasie, carcinoma in situ), dan wordt een conisatie verricht. Daarbij wordt een kegelvormig deel weggesneden uit de binnenkant van de baarmoedermond. Deze kegel moet dan alle onrustige gebiedjes bevatten.
Als de kanker al in geringe mate is doorgegroeid, dan wordt de hele baarmoeder verwijderd (hysterectomie). Als het gezwel al wat groter is wordt de baarmoeder weggenomen, eventueel ook de eileiders en de eierstokken, evenals de lymfeklieren in het kleine bekken. Daarna volgt nabestraling. Uitgebreidere tumoren worden behandeld met een combinatie van radiotherapie en chemotherapie.
Het spreekt vanzelf dat het succes van de behandeling voor het grootste deel bepaald wordt door het stadium waarin de ziekte wordt geconstateerd. 1 op de 3 vrouwen bij wie al sprake is van doorgroei op het moment dat de kanker wordt vastgesteld overlijdt aan de ziekte.
terug naar boven