Zoeken
Op trefwoord

Op alfabet

A B C D E F G H I
J K L M N O P Q R
S T U V W X Y Z
Hartritmestoornissen algemeen
Dit zoekresultaat behoort tot de meest voorkomende klachten bij de huisarts. Er zijn nog andere mogelijkheden. Neem bij twijfel contact op met uw huisarts.
  Wat is het/wat houdt het in?
  Hoe kom je er aan?
  Wat u zelf kunt doen
  Behandeling door de huisarts
  Behandeling door de cardioloog

Symptomen
  • een afwijkende hart- of polsslag: te langzaam, te snel of onregelmatig
  • veroorzaakt niet altijd klachten
  • klachten die kunnen optreden zijn:
  • hartkloppingen
  • een licht gevoel in het hoofd, duizeligheid of zelfs flauwvallen
  • moeheid, gevoel van zwakte
  • pijn op de borst of benauwdheid
Wat is het/wat houdt het in?
Voor een goed begrip van de hartritmestoornissen is het van belang enig inzicht te hebben in het prikkelgeleidingssysteem van het hart. Iedere hartslag (veroorzaakt door het samentrekken van de gespierde wand van het hart) wordt voorafgegaan door een electrische prikkel. Deze electrische prikkel ontstaat in de sinusknoop, een groepje cellen in de wand van de rechter boezem (atrium) van het hart. De prikkel wordt vanuit de sinusknoop geleid naar de beide boezems van het hart en vandaar naar de atrioventriculaire knoop (AV-knoop), op de grens tussen boezems en kamers (ventrikels). Vanuit de AV-knoop loopt een vezelbundel (de bundel van His) naar de kamers van het hart. Deze vertakt zich in een rechter - en de linker bundeltak naar respectievelijk de rechter en de linker kamer. De electrische prikkel kan zo uiteindelijk alle spiervezels van het hart bereiken.
Normaal zendt de sinusknoop ongeveer 60 tot 100 prikkels per minuut uit in een regelmatig ritme (het sinusritme). De normale hartfrekwentie bedraagt dan ook 60 tot 100 slagen per minuut. Het sinusritme wordt beinvloed door de ademhaling, het versnelt enigszins tijdens de inademing, vooral bij jongeren. Soms kan het daardoor lijken of het sinusritme onregelmatig is. Ook andere factoren beinvloeden de sinusknoop, en dus de hartslag: bepaalde hormonen (adrenaline) en zenuwprikkels kunnen het hart sneller (bij inspanning, angst of stress) of langzamer (in rust) doen slaan.

Er zijn van hartritmestoornissen meerdere indelingen mogelijk. Een overzichtelijke is die welke de ritmestoornissen indeelt in een te langzame hartslag (bradycardie), een te snelle hartslag (tachycardie) en in overslagen (extrasystolen).

Van bradycardie is sprake bij een hartfrekwentie lager dan 60 slagen per minuut. Meestal betreft het dan een onschuldige sinusbradycardie: de sinusknoop zendt in een regelmatig ritme minder dan 60 prikkels per minuut uit. In de slaap of bij sporters komt het vaak voor.
Het kan ook zijn dat de sinusknoop niet goed functioneert. Hij kan helemaal geen prikkels meer uitzenden (sinusarrest) tot afwisselend te snel of te langzaam (sick-sinus syndroom).
Een bradycardie kan ook worden veroorzaakt door een zogenaamd AV-blok (atrioventriculair block). De AV-knoop heeft in dat geval moeite met het doorgeven van electrische prikkels van de boezem naar de kamer.
Het AV-blok wordt onderverdeeld in een 1e, 2e en 3e graads blok. Het 1e graads AV-blok heeft geen konsekwenties voor het hartritme. Bij het 2e graads blok wordt een aantal en bij het 3e graads blok worden geen prikkels meer via de AV-knoop geleid. De prikkelvorming wordt dan overgenomen door de kamers zelf, vaak in een traag tempo (het ventriculaire escape-ritme) waardoor duizeligheid of flauwvallen (Adams-Stokes-aanval) kunnen ontstaan.

Van tachycardie is sprake bij een hartfrekwentie hoger dan 100 per minuut.
De sinustachycardie is net als de sinusbradycardie in het algemeen onschuldig, begint en eindigt geleidelijk en treedt bij voorbeeld op tijdens lichamelijke inspanning en bij koorts. Er is bij een sinustachycardie sprake van een regelmatig versneld ritme, meestal lager dan 140 slagen per minuut.
Een tachycardie met een hartfrekwentie hoger dan 140-150 per minuut berust meestal op abnormale prikkelvorming in of buiten het normale prikkelgeleidingssysteem van het hart. De prikkels kunnen ontstaan in de boezems (supraventriculaire tachycardie) en in de kamers (ventriculaire tachycardie). Deze ritmestoornissen beginnen en eindigen, in tegenstelling tot de sinustachycardie, meestal abrupt. Het ritme kan zowel regelmatig als onregelmatig zijn.
- Voorbeelden van een regulaire supraventriculaire tachycardie zijn de AV-nodale tachycardie, waarbij de abnormale prikkels worden gevormd in de AV-knoop en het Wolff-Parkinson-White (WPW)-syndroom. Het voert wat ver deze stoornissen hier verder te bespreken. De bekendste onregelmatige supraventriculaire tachycardie is het boezem- of atriumfibrilleren (zie boezemfibrilleren).
- Ventriculaire tachycardieen zijn meestal ernstige en soms levensbedreigende ritmestoornissen. Ook hier kan onderscheid gemaakt worden tussen een regulaire vorm, de regulaire ventriculaire tachycardie en een irregulaire vorm, het ventrikelfibrilleren.
De regulaire vorm verdient vooral aandacht als er sprake is van klachten, een bijkomende hartziekte, of als de ritmestoornis langer duurt dan 30 seconden. De regelmatige ventriculaire tachycardie kan dan namelijk overgaan in ventrikelfibrilleren.
Tijdens ventrikelfibrilleren trekken de spiervezels in de hartkamers zonder enige controle of ritme samen waardoor de hartspier als geheel niet meer functioneert, het hart pompt niet meer. Ventrikelfibrilleren treedt voornamelijk op vlak na een hartinfarct en is, als niet snel wordt ingegrepen door middel van een electroshock met een defibrillator, binnen enkele minuten dodelijk.
terug naar boven

Hoe kom je er aan?
Lang niet altijd is er een verklaring te vinden voor de hartritmestoornis.
Wel is het in het algemeen verstandig onderzoek te doen naar een eventuele oorzaak. Deze kan zich in of buiten het hart bevinden.
Oorzaken buiten het hart zijn o.a.:
- Bij een sinusbradycardie: veel sporten, een te trage schildklierfunktie of medicijngebruik, b.v. een betablokker.
- Bij een sinustachycardie: inspanning, spanning, koorts, een te snelle schildklierfunktie of bloedarmoede, bepaalde medicijnen tegen astma,
- Bij atriumfibrilleren: overmatig koffie-, alcohol- of nicotinegebruik, een te snelle schildklierfunctie of bloedarmoede.
- Ook erfelijkheid kan bij sommige ritmestoornissen een rol spelen. Hieraan moet vooral gedacht worden bij plotseling overlijden van eerste graads familieleden voor het 40e levensjaar.

Oorzaken in het hart zijn o.a.:
- Een zieke sinusknoop (sick-sinus syndroom).
- Abnormale verbindingen tussen boezem en kamer, b.v. bij het WPW-syndroom.
- Onvoldoende zuurstofvoorziening van het hart zoals bij angina pectoris of aderverkalking.
- Beschadigingen van de hartspier, b.v. na een hartinfarct. Vooral ventriculaire ritmestoornissen zijn hiervan het gevolg. Of, in incidentele gevallen, beschadiging van de hartspier door ingroei van kwaadaardig weefsel vanuit b.v. een longtumor.
- Bijna alle andere hartziekten, zoals hartklepafwijkingen of hartfalen.
terug naar boven

Wat u zelf kunt doen
Indien u last heeft klachten die passen bij hartritmestoornissen is het verstandig een afspraak te maken bij uw huisarts. Zelf kunt u er, wanneer nog niet duidelijk is wat er aan de hand is, weinig aan doen.
terug naar boven

Behandeling door de huisarts
De huisarts zal uw hart en longen onderzoeken, uw pols voelen en de bloeddruk meten. Omdat hartritmestoornissen in veel gevallen maar af en toe aanwezig zijn is daarbij meestal niets afwijkend te vinden. Daarom is het van belang dat u kunt vertellen wat u voelt als u last heeft van een ritmestoornis: is de hart- of polsslag langzaam of snel, regelmatig of onregelmatig, ontstaat de stoornis geleidelijk of abrupt, voelt u overslagen bij een verder normaal ritme, kunt u de ritmestoornis door met uw knokkels op tafel te tikken nabootsen ? In veel gevallen is met deze informatie al aan te geven in welke richting gezocht moet worden.
Belangrijke gegevens kunnen ook worden verkregen door middel van een ECG (electro cardio gram of hartfilmpje). Ofschoon ook het ECG vaak wordt gemaakt tijdens afwezigheid van klachten kan het toch waardevolle informatie opleveren. Maar het beste moment voor het maken van een ECG is uiteraard tijdens een ritmestoornis.
Indien nodig kan dit worden ondervangen door een zogenaamd Holter-ECG waardoor het hartritme met behulp van een draagbaar ECG-apparaatje 24 uur achter elkaar kan worden geregistreerd.
Soms zal uw huisarts ook bloedonderzoek laten verrichten, ter uitsluiting van buiten het hart gelegen oorzaken van de ritmestoornis.
Indien er na onderzoek sprake blijkt te zijn van een onschuldig fenomeen of een onschuldige ritmestoornis is geruststelling of afwachten gerechtvaardigd. Lang niet iedere ritmestoornis behoeft namelijk een behandeling. Behandeling kan de klachten zelfs verergeren.
Toch zal het regelmatig nodig zijn dat de huisarts u verwijst naar de specialist, in dit geval de cardioloog. Zeker als er sprake is van een bijkomende hartziekte, zoals b.v. angina pectoris, de klachten ernstig zijn of de diagnose onduidelijk.
terug naar boven

Behandeling door de cardioloog
De cardioloog zal het onderzoek indien nodig nog verder uitbreiden. Meestal wordt een echo gemaakt van het hart (een echocardiogram) en een inspannings-ECG gemaakt (de fietsproef).
In uitzonderlijke gevallen kan ook nog electrofysiologisch onderzoek worden verricht. Dit is een onderzoek waarbij via een catheter (zoals bij een hartcatherisatie) prikkels worden toegediend en metingen verricht rechtstreeks in de hartspier zelf. Op deze manier is te bepalen waar de oorsprong van de ritmestoornis en de afwijkende prikkel zich bevindt. Vervolgens kan deze afwijkende prikkel-plaats zonodig, ook via een catheter, door verwarming (catheterablatie) worden uitgeschakeld.
Veelal zal echter eerst geprobeerd worden om de ritmestoornis met medicijnen (de antiarrhythmica) te behandelen.
Er bestaan meerdere klassen van antiarrhythmica. Een bijna algemeen nadeel van deze medicijnen is dat ze op zichzelf ook weer ritmestoornissen kunnen veroorzaken. De cardioloog zal ze dan ook alleen indien noodzakelijk voorschrijven.
Indien medicatie niet mogelijk is of niet het gewenste effect heeft is het soms mogelijk het afwijkende hartritme m.b.v. een pacemaker weer op orde te brengen. Een pacemaker is een, door de ontwikkeling van de microelectronica steeds kleiner wordend, apparaatje dat onder de borstkashuid wordt geplaatst en via een ader en een electrische geleidingsdraad het hart rechtstreeks kan prikkelen en zo een afwijkend hartritme kan corrigeren.
Een bijzondere vorm van deze pacemaker is de implanteerbare defibrillator. Deze wordt gebruikt bij levensbedreigende ventriculaire ritmestoornissen.
terug naar boven