![]() Op trefwoord
Op alfabet
![]() |
Borstkanker (mammacarcinoom)
Symptomen
Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. 1 Op de 11 vrouwen krijgt in haar leven een vorm van borstkanker. Van alle vrouwen bij wie borstkanker wordt vastgesteld geneest bijna twee-derde deel (65%). Borstkanker betekent kanker die zich ontwikkelt in de borstklier. Zoals ook bij andere kankers (zie kanker, algemeen) is er niet terug naar boven Hoe kom je er aan? Dat blijft nog steeds de grote vraag bij het kankeronderzoek. Vele factoren spelen een rol bij het ontstaan van borstkanker, zoveel is wel duidelijk, en sommige daarvan zijn inmiddels bekend. - Leeftijd: voor het 25ste jaar komt het vrijwel niet voor. Daarna stijgt de kans op het krijgen van borstkanker met de leeftijd. De kans op je 70ste borstkanker te krijgen is 4x zo groot als op je dertigste. - Familiaire en erfelijke factoren: Er is momenteel veel aandacht voor familiaire belasting bij borstkanker. Echter, slechts in 10% van de gevallen speelt een dergelijke belasting een rol. Laat u dus niet geruststellen door het feit dat in uw familie geen borstkanker voorkomt! De kans op het krijgen van borstkanker is wel groter als in de nabije familie borstkanker voorkomt. De kans neemt toe naarmate het familielid jonger was toen zij kanker kreeg, naarmate meer familieleden borstkanker kregen, en naarmate het verwantschap nauwer is. In 1/3 van de gevallen waarbij familiaire belasting een rol speelt is sprake van erfelijkheid. Bij deze families is een genetische afwijking aanwezig. De borstkanker ontstaat dan vaak op jonge leeftijd, vaak zijn er meer dan 3 gevallen van borstkanker in de nabije familie bekend. Ook eierstokkanker komt vaker voor in deze families. De meeste families waarbij deze erfelijke belasting een rol speelt zijn inmiddels bekend. - Hormonale factoren: Langdurige blootstelling aan vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen) verhoogt de kans op het krijgen van borstkanker. Vrouwen die op jonge leeftijd hun eerste menstruatie hadden of pas op late leeftijd in de menopauze kwamen hebben daarom een grotere kans. Ook langdurig pilgebruik (vooral op oudere leeftijd) geeft een iets verhoogde kans, evenals het op latere leeftijd (>35 jaar) krijgen van een eerste kind. Hoe meer kinderen men gekregen heeft, en hoe langer men borstvoeding gegeven heeft hoe kle terug naar boven Preventie en screening. Uit het voorgaande blijkt dat men kan weinig doen om het ontstaan van borstkanker te voorkomen. Wel kan men proberen het in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen, voordat uitzaaiingen zijn ontstaan. Dat kan op een aantal manieren: - Regelmatige zelfcontrole van de borsten. Controle door de arts ie weinig betrouwbaar, deze voelt vaak pas afwijkingen als ze al 2-3 cm groot zijn. Controle door de vrouw zelf, op een vast moment in de menstruatiecyclus, bijvoorbeeld na de menstruatie, is betrouwbaarder. Want door regelmatige zelfcontrole leert zij haar borsten goed kennen en voelt zij eerder of er veranderingen optreden. Veel vrouwen zien op tegen het zelfonderzoek. Misschien uit angst een afwijking te vinden? - Vrouwen met een verhoogde kans op het krijgen van borstkanker moeten regelmatig gecontroleerd worden. Dat zijn vooral vrouwen met een verhoogde familaire of erfelijke belasting. Zijn er meer familieleden met borstkanker, en komt borstkanker op jonge leeftijd voor in de familie, dan is er mogelijk sprake van erfelijke belasting (zie boven). Dat is reden om genetisch onderzoek te laten verrichten. Daarbij worden de chromosomen onderzocht op de aanwezigheid van een afwijkend gen. Wordt dat gen aangetoond, dan kan de kans op het krijgen van borst en/of eierstokkanker zo groot zijn dat het te overwegen valt het borstklierweefsel en de eierstokken preventief te laten verwijderen. Alternatief is dat men zich frequent laat controleren. Dit zijn moeilijke beslissingen met veel consequenties die pas genomen kunnen worden na uitvoerig overleg met de erfelijkheidsdeskundige (klinisch geneticus). Is er sprake van een familiaire belasting (wel borstkanker bij eerstegraads familieleden maar geen erfelijkheid) dan dient periodiek onderzoek plaats te vinden: tussen het 35ste en het 50ste jaar jaarlijks onderzoek door de arts en een mammografie (rontgenonderzoek van de borst), tussen het 50ste en 75ste levensjaar om de twee jaar. - Bevolkingsonderzoek. Sinds een aantal jaren worden in Nederland alle vrouwen tussen de 50 en 75 jaar om de twee jaar uitgenodigd om hun borsten mammografisch te laten controleren. Daarmee lijkt de sterfte aan borstkanker met zo'n 20% te zijn afgenomen. Toch kleven er ook nadelen aan deze methode van preventie: bij veel vrouwen worden afwijkingen vastgesteld die later niet kwaadaardig blijken. Dat levert veel onrust en medische ingrepen op die achteraf niet nodig waren. Ook kan het onterechte geruststelling geven: sommige borstkankers worden op de foto gemist, en 25% van de borstkankers ontstaat in de periode tussen twee onderzoeken. terug naar boven Behandeling Zijn er afwijkingen aan de borst die kwaadaardigheid doen vermoeden dan wordt er een mammografie vervaardigd. Worden daarop verdachte afwijkingen gezien, dan volgt verwijzing naar de chirurg. Ook zonder afwijkingen op de foto kan verwijzing naar de chirurg toch aangewezen zijn. Deze zal nader onderzoek doen: met een holle naald probeert hij wat weefsel uit het knobbeltje op te zuigen (punctie) voor onderzoek onder de microscoop. Met deze 3 soorten onderzoek: aftasten van de borst, mammografie en punctie, kan in de meeste gevallen een juiste diagnose (goed- of kwaadaardig) worden verkregen. Soms lukt het niet, en dan wordt een biopsie verricht: het knobbeltje wordt in zijn geheel verwijderd en beoordeeld. Is er inderdaad sprake van borstkanker, dan moet het stadium vastgesteld worden waarin de ziekte verkeert: zijn er uitzaaiingen, naar de lymfeklieren, of ook elders in het lichaam? Daarvoor wordt allerlei aanvullend onderzoek verricht: longfoto, CT scan, botscan, en bloedonderzoek. Vervolgens wordt de tumor geopereerd. Daarvoor bestaan grofweg twee mogelijkheden: de borstsparende behandeling, en het verwijderen van de hele borst (mamma-amputatie). - De borstsparende behandeling houdt in dat het gezwel ruim uit de borst verwijderd wordt. Voorwaarde voor deze methode is dat het gezwel niet te groot is, en dat het niet vastzit aan de onderliggende spierlaag of aan de huid. Daarna volgt nabestraling, in- en uitwendig. Inwendige bestraling (brachytherapie) houdt in dat tijdens de operatie holle naalden in de borst geplaatst worden. Vervolgens wordt tijdens een opname van 2 dagen, waarbij men volledig van de buitenwereld wordt geisoleerd, radioactief materiaal (iridium) in de naalden geplaatst. Daarna worden de borst en de omliggende lymfeklieren nog uitwendig bestraald, meestal 25 keer, 4 a 5 keer per week, in kleine doses, vanuit verschillende richtingen, om het gezonde weefsel zo veel mogelijk te sparen (ziekanker, algemeen). - De mamma-amputatie. Bij deze ingreep wordt al het borstklierweefsel en een groot deel van de huid van de borst verwijderd. De wond wordt gesloten door de overblijvende huid aan elkaar te hechten. Beide methoden, mits onder de juiste voorwaarden gekozen, doen in effectiviteit niet voor elkaar onder. Bij beide methoden worden ook de lymfeklieren in de oksel verwijderd (okselkliertoilet), tijdens dezelfde operatie. Dit, om na te gaan of er al uitzaaiingen bestaan. Zijn er geen uitzaaiingen in de okselklieren dan geeft dat een beter vooruitzicht op volledige genezing. Sinds kort bestaat hiervoor een nieuwe methode: de schildwachtklierprocedure. Dit houdt in dat rond het gezwel wat radioactief materiaal en wat kleurstof worden ingespoten. Met een soort geigerteller wordt nagegaan in waar de eerste lymfeklier zit waarin het radioactieve materiaal zich ophoopt (de schildwachtklier). Deze klier wordt vervolgens verwijderd en microsopisch bekeken. Wordt er geen tumorweefsel in de schildwachtklier aangetroffen, dan hoeven ook de overige okselklieren niet te worden verwijderd. Dat bespaart een ingrijpende operatie. Nabehandeling: Altijd bestaat de kans dat er microscopisch kleine uitzaaiinkjes aanwezig zijn. Om deze zoveel mogelijk te vernietigen, of in ieder geval in hun groei af te remmen wordt in veel gevallen een nabehandeling gegeven. Deze kan bestaan uit bestraling, hormoonbehandeling en chemotherapie. Of, en voor welke nabehandeling wordt gekozen hangt af van een aantal factoren: hoe groot is de tumor, en hoe snel groeit hij, zijn er uitzaaiingen in de lymfeklieren aangetoond, wat is de leeftijd van de patiente, is de tumor gevoelig voor hormonen (oestrogeen receptor positief, zie boven). Welke behandeling in welk geval het beste is, wordt vastgesteld met behulp van grote internationale onderzoeken. Daarbij worden telkens verschillende methoden met elkaar vergeleken. - In geval van bestraling worden de lymfeklieren rond de borst bestraald, en soms ook het operatiegebied. - Hormonale nabehandeling wordt vaak toegepast indien de tumorcellen gevoelig zijn voor vrouwelijk geslachtshormoon (oestrogeen-receptor positief). Er wordt dan een medicijn voorgeschreven dat sterk lijkt op oestrogeen. Dit middel bindt zich aan de tumorcellen en voorkomt zo dat deze onder invloed van oestrogenen verder uitgroeien. Tamoxifen is van deze medicijnen het bekendste. Het moet 5 jaar achtereen geslikt worden. - Chemotherapie wordt gegeven in een aantal kuren (zie kanker, algemeen). Chemotherapie beschadigt ook gezonde delende cellen, en kan daardoor nogal wat bijwerkingen hebben(o.a. moeheid, misselijkheid, haaruitval, verminderde weerstand). De bedoeling is dat de tumorcellen door de behandeling meer beschadigd worden dan de gewone cellen. Als het gezwel is uitgezaaid naar andere organen is genezing niet meer mogelijk. Wel kan men proberen de tumorcellen zo lang mogelijk te onderdrukken. Dit noemt men een palliatieve (verzachtende) behandeling. Indien mogelijk wordt hiervoor hormonale therapie gebruikt. Vaak is het mogelijk hiermee de ziekte geruime tijd tot staan te brengen (artsen spreken van een remissie). Na verloop van tijd verliest de behandeling echter zijn effectiviteit. Aansluitend kan men een andere hormoontherapie proberen, of overgaan op chemotherapie. Ook bestraling wordt wel toegepast, vooral bij uitzaaiingen in de botten die pijn veroorzaken. Bij al deze behandelingen moet een afweging gemaakt worden tussen enerzijds de winst (verlenging van het leven, verbetering van kwaliteit van leven) en anderzijds de nadelen ervan(bijwerking behandeling, verlenging van het lijden). Voor ieder zijn die afwegingen anders, afhankelijk van haar persoonlijke instelling, sociale- en gezinsomstandigheden, geloofsovertuiging en andere factoren. Het is belangrijk in ieder stadium van de ziekte, in overleg met de arts en met de naasten hierover opnieuw een beslissing te nemen. terug naar boven Hoe gaat het verder. E terug naar boven |